Het URC Mini's seizoensplan is gebaseerd op het "Meerjaren Opleidingsplan Rugby (MoR)" van Rugby Nederland
Jongens van 9-12 jaar en meisjes 8-11 jaar zitten in fase 2 (Learning to train - Ontwikkel de basis) van het MoR.
Het plan zegt, in het kort, over deze fase:
Vergroot alle sportspecifieke skills
Train ook de basis rugby skills
Speler: "Leer niet alleen rugby specifieke vaardigheden aan, maar ook op sportspecifieke vaardigheden. Te vroege specialisatie zorgt uiteindelijk voor minder ontwikkelde vaardigheden. De kids zijn in staat om problemen die ze tegenkomen zelf op te lossen"
Coach: "Rol verschuift van begeleider naar leraar/trainer. Spelers worden aangemoedigd zelf beslissingen te nemen."
Het spel: "Ontwikkelt zich langzaam van spontaan en ongestructureerd naar meer gestructureerd en doelgericht. Het spel bevat de basis (re-start, aanval en verdediging). Open spel zonder vaste rolverdeling wordt aangemoedigd "
Specifieke doelen
Alle kids die nu in het team zitten zijn er aan het einde van het seizoen nog steeds
In wedstrijden stralen we plezier en eenheid uit
We zijn een sportief team en zijn respectvol naar ref, tegenstanders, omstanders en onszelf
In wedstrijden worden de onderwerpen van de trainingen goed toegepast
Eerste jaars hebben rond december/januari voldoende kennis en vaardigheden om veilig en goed de nieuwe technieken te kunnen toepassen (scrum, line-out etc)
Tweede jaars laren zien dat ze de basisvaardigheden goed beheersen (passen, vangen, rucks, mauls, scrum techniek, kicken) en zijn rond december/januari allemaal individueel beter geworden
FUN:
Oefeningen wisselen we af met leuke spelletjes, om zodoende het plezier in de sport vast te houden. Dit kunnen rugby spelletjes zijn maar zeker ook andere spelletjes.
Scrum:
Lichaam/voeten positie
Hoeken vd bal
Techniek/positie 2e rij
Maul:
Baldrager stabiel staan en bal presenteren
Support goede positie aannemen en bal overnemen
Line-out:
Formatie (hoe moet je gaan staan)
Afspreken codes/communicatie
Bovenhands gooien
Kicken:
Balcontrole met de voet
Gooien:
Met 1 hand, met 2 handen
Kleine en grote afstand
Voor tackle, tijdens tackle, na tackle
Wedstrijd gerelateerde passes en juiste keuzes maken
Vangen:
Vangen met 1 hand (L+R), met 2 handen
Hoge en lage pass, harde en zachte pass
Fysieke skills:
Springen (hoog, laag, landing)
Vallen
Ruimte herkennen:
Ruimte zien en op de juiste manier benutten
Na actie weer in juiste positie komen
Partijtjes tijdens training:
Geen bananenruns
3x passen
Try door wing telt dubbel
Bij begin van het seizoen veel ‘freeze’: spel stilleggen en posities toelichten